Wanneer, terwijl de lieflijke vallei om mij heen krioelt van de damp, en de meridiaanzon de bovenkant van het ondoordringbare gebladerte van mijn bomen treft, en slechts een paar verdwaalde stralen het binnenste heiligdom binnendringen, werp ik mij neer tussen het hoge gras bij het kabbelende beekje; en terwijl ik dicht bij de aarde lig, worden duizend onbekende planten door mij opgemerkt: wanneer ik het gezoem hoor van de kleine wereld tussen de stengels, en vertrouwd raak met de ontelbare onbeschrijflijke vormen van de insecten en vliegen, dan voel ik de aanwezigheid van de Almachtige, die ons gevormd heeft naar zijn eigen beeld, en de adem van die universele liefde die ons draagt en onderhoudt, terwijl zij om ons heen zweeft in een eeuwigheid van gelukzaligheid; En dan, mijn vriend, wanneer de duisternis mijn ogen bedekt, en hemel en aarde in mijn ziel schijnen te wonen en haar kracht absorberen, als de gedaante van een geliefde meesteres, dan denk ik dikwijls met verlangen: O, kon ik deze opvattingen maar beschrijven, kon ik maar op papier afdrukken wat er zo vol en warm in mij leeft, zodat het de spiegel van mijn ziel zou zijn, zoals mijn ziel de spiegel is van de oneindige God!
O mijn vriend – maar het is te veel voor mijn kracht – ik bezwijk onder het gewicht van de pracht van deze visioenen! Een wonderbare rust heeft bezit genomen van mijn gehele ziel, zoals deze zoete lentemorgens waarvan ik met mijn gehele hart geniet. Ik ben alleen, en voel de charme van het bestaan op deze plek, die geschapen is voor de gelukzaligheid van zielen als de mijne.
Ik ben zo gelukkig, mijn beste vriend, zo verzonken in het exquise gevoel van louter rustig bestaan, dat ik mijn talenten verwaarloos. Ik zou op dit moment niet in staat zijn om ook maar één streek te tekenen; en toch voel ik dat ik nooit een groter kunstenaar ben geweest dan nu.
Wanneer, terwijl de lieflijke vallei om mij heen krioelt van de damp, en de meridiaanzon de bovenkant van het ondoordringbare gebladerte van mijn bomen treft, en slechts een paar verdwaalde stralen het binnenste heiligdom binnendringen, werp ik mij neer tussen het hoge gras bij het kabbelende beekje; en terwijl ik dicht bij de aarde lig, worden duizend onbekende planten door mij opgemerkt: wanneer ik het gezoem hoor van de kleine wereld tussen de stengels, en vertrouwd raak met de ontelbare onbeschrijflijke vormen van de insecten en vliegen, dan voel ik de aanwezigheid van de Almachtige, die ons gevormd heeft naar zijn eigen beeld, en de adem van die universele liefde die ons draagt en onderhoudt, terwijl zij om ons heen zweeft in een eeuwigheid van gelukzaligheid; En dan, mijn vriend, wanneer de duisternis mijn ogen omhult, en hemel en aarde in mijn ziel schijnen te wonen en haar kracht absorberen, als de gedaante van een geliefde meesteres, dan denk ik vaak met verlangen: O, kon ik deze opvattingen maar beschrijven, kon ik maar op papier afdrukken wat er allemaal zo vol en warm in mij leeft.